We begrijpen dat dit project heel wat vragen oproept. Daarom hebben we hier al enkele vragen opgesomd en beantwoord.
In het Milieueffectenrapport (MER) onderzoeken door de Vlaamse overheid erkende deskundigen hoe op de site op de best mogelijke manier – d.w.z. met een positieve impact voor het milieu en zonder onaanvaardbare hinder voor de buurt –zand gewonnen kan worden, extra stortcapaciteit gecreëerd kan worden en natuur ontwikkeld kan worden. Hierbij wordt rekening gehouden met parameters op het vlak van mens en milieu. Het gaat daarbij o.a. om de disciplines bodem, water, lucht, geluid, mens & gezondheid, geur en biodiversiteit (natuurwaarden die gerealiseerd zullen worden).
In deze fase van de MER-procedure gaat het enkel over de gebruikte methodologie. De bevoegde instanties zullen zich buigen over de vraag of het onderzoek door de deskundigen op de juiste manier is gevoerd en rekening houdt met alle vereiste criteria.
In het ontwerp-MER wordt geschat dat er een stortcapaciteit wordt gecreëerd voor een periode van 20 jaar.
De effectieve stortzone blijft beperkt tot 4 à 5 ha. De uitbating ervan is namelijk voorzien in zes verschillende, opeenvolgende fases van ongeveer 4 à 5 ha, het zogenaamde ‘rolling carpet’-principe. Hierdoor zal er telkens maximum 4 à 5 ha in gebruik zijn als stortplaats, zie ook het plan hieronder.
Het klopt dat er op dit moment in Vlaanderen nog net voldoende stortcapaciteit is voor de komende jaren, ook al is die geografisch ongelijk verdeeld. Vrachtwagens met afval moeten nu verder rijden naar stortplaatsen in Antwerpen of Oost-Vlaanderen bijvoorbeeld. Dat zorgt voor meer CO2-uitstoot. Bovendien zal er ook over enkele jaren na recyclage nog restafval bestaan waar we ergens mee naartoe moeten.
Om op de nood aan bijkomende stortcapaciteit in te spelen, liet Remo Milieubeheer een ontwerp-MER opstellen om op middellange termijn bijkomende stortcapaciteit te creëren op de Remo-site. Vlaanderen kiest er immers voor om ruimte bij bestaande stortplaatsen in gebruik te nemen in plaats van stortplaatsen op nieuwe locaties te ontwikkelen. Dat is wat Remo Milieubeheer met de Remo-site in Houthalen-Helchteren wil doen.
Zodra een fase voltooid is, wordt deze volgens de strengste normen afgewerkt waarna de ontwikkeling als natuurgebied start. Dat gebeurt in nauw overleg met Agentschap Natuur en Bos en onder toezicht van milieudeskundigen van de UHasselt.
Met resultaat: de natuurwaarden op de oude Remo-site zijn zelfs beduidend beter dan in het naaldbos dat er stond voor de stortactiviteiten. De vroegere Remo-site is daardoor nu al een belangrijk leefgebied voor vogels zoals boompieper, boomleeuwerik, paapje en nachtzwaluw. Ook reeën, vossen, oehoes en everzwijnen kom je hier tegen, alsook de uitgezette konikspaarden van Limburgs Landschap die zorgen voor begrazing en instandhouding van het heidelandschap.
Op de zone van de nieuwe stortplaats staat momenteel een bos met in hoofdzaak naaldhout. Dit is een voormalig houtproductiebos voor de mijnbouw. Door de eenzijdige en zeer dichte vegetatie is dit geen optimale omgeving voor flora en fauna. Dit bos moet gekapt worden om plaats te maken voor de zandwinning en stortplaats. De bosoppervlakte die verdwijnt zal gecompenseerd worden in Houthalen-Helchteren (10 ha) en elders in Vlaanderen.
Zodra een fase voltooid is, wordt deze volgens de strengste normen afgewerkt en aangeplant. Dat gebeurt in nauw overleg met Agentschap Natuur en Bos en onder toezicht van milieudeskundigen van de UHasselt. Met resultaat: de natuurwaarden op de oude Remo-site zijn zelfs beter dan in het naaldbos dat er stond voor de stortactiviteiten.
Zodra een fase voltooid is, wordt deze volgens de strengste normen afgewerkt waarna de ontwikkeling als natuurgebied kan starten. Dat gebeurt in nauw overleg met Agentschap Natuur en Bos en onder toezicht van milieudeskundigen van de UHasselt.
Hiervoor baseert Remo Milieubeheerzich op een gebiedsvisie uitgewerkt door Agentschap Natuur en Bos met concrete natuurdoelstellingen zoals het behoud van grondbroeders zoals Boomleeuwerik, Boompieper, Paapje en Nachtzwaluw. Het is daardoor de bedoeling om een gevarieerd kleinschalig landschap te creëren met afwisseling van schrale grazige vegetaties, heide en spontaan verboste vegetatie. Effectieve verbossing wordt omwille van de wetgeving niet toegelaten.
De focus van de nabestemming ligt dus op natuurontwikkeling- en beheer en creatie van Europese habitats en leefgebied voor soorten die zijn omgeschreven in de gebiedsvisie van Agentschap Natuur en Bos.
Na de exploitatie als zandwinning en stortplaats zal er ter plaatse dus geen nieuw bos aangeplant worden, maar heide en grassen ontwikkeld worden. Het is wel mogelijk dat hier op termijn spontaan bomen groeien, maar deze worden dus niet bewust geplant.
Het gebied waarover het ontwerp-MER gaat, beslaat 27 ha. De effectieve stortzone blijft jaarlijks echter beperkt tot 4 à 5 ha. De uitbating ervan is namelijk voorzien in zes verschillende, opeenvolgende fases van ongeveer 4 ha, het zogenaamde ‘rolling carpet’-principe. Hierdoor zal er telkens maximum 4 ha in gebruik zijn als stortplaats, zie ook het plan hieronder.
Er bestaat volgens het MER geen risico voor de bodemkwaliteit in moestuintjes in de omgeving.
In het MER worden in eerste instantie gekeken naar de mogelijke effecten op de fysische kwaliteit van de bodem. Het gaat dan bv. over de structuur en profielkenmerken. In het MER worden de effecten hierop als gering of verwaarloosbaar omschreven. Daarnaast kan ook stofemissie een impact hebben op de bodemkwaliteit in omliggende moestuintjes. Daarom werd ook dit onderzocht. In het MER wordt geconcludeerd dat er geen invloed van stof in de omgeving dient verwacht te worden. Hiervoor baseert men zich op eerder uitgevoerde metingen door VITO tijdens een vorige exploitatie in de periode 2018-2020. Ook de maatregelen die genomen worden om stofverspreiding te voorkomen, zoals bevochtigen van materialen en het regelmatige aanbrengen van tussenafdeklagen voorkomen dat er stof vrijkomt. Hierdoor is er geen risico voor de bodemkwaliteit in moestuintjes in de omgeving van de stortplaats.
Elke stap qua inrichting en afwerking van een stortplaats wordt opgevolgd door een stortplaatsdeskundige die door de afdeling Handhaving van de Vlaamse overheid is erkend:
- Voorafgaand aan de inrichting en afwerking van een stortplaats stelt de deskundige een inrichtings- en afwerkingsplan op. Dit wordt ter goedkeuring aan de afdeling Handhaving voorgelegd. Pas na hun goedkeuring kan er gestart worden met de inrichting of afwerking van de stortplaats.
- Tijdens de inrichting of afwerking van een stortplaats, volgt de erkende deskundige de werken op en maakt hij een opvolgingsrapport. Dit wordt opnieuw ter goedkeuring aan de afdeling Handhaving voorgelegd. Pas nadat de afdeling Handhaving het conformiteitsrapport van de inrichting heeft goedgekeurd, kan de exploitatie van de stortplaats starten.
- De exploitatie van een stortplaats gebeurt volgens een werkplan dat eveneens door de afdeling Handhaving wordt goedgekeurd en opgevolgd. De afdeling Handhaving voert regelmatige ter plaatse controles uit op de stortactiviteiten.
- Ook de afwerking van de stortplaats gebeurt volgens eenzelfde stramien. De stortplaatsen laten de verplichte parameters, zoals gespecifieerd door VLAREMII, analyseren door erkende labo’s en bezorgen deze resultaten aan de overheid.